Een standplaats moet in beginsel persoonlijk worden ingenomen (zie 4.3.).
Het komt echter voor dat standplaatshouders de aan hen vergunde permanente standplaats niet innemen.
In afwijking van dit uitgangspunt is het wel mogelijk dat de vergunninghouder zich op de standplaats (structureel) laat vervangen door een huwelijks- of samenlevingspartner of kind. Dit doet zich voor bij ziekte of bijzondere omstandigheden. In geval van ziekte langer dan een maand of bijzondere omstandigheden kan voor maximaal 1 jaar toestemming worden gegeven voor een tijdelijke vervanging. De Marktverordening kent een soortgelijke regeling.
Aan de vervanging wordt de eis gesteld dat zij schriftelijk en met vermelding van de naam van de vervanger moet worden aangevraagd en dat de (familie) relatie met schriftelijke bewijsstukken moet worden aangetoond. Dit gebeurd door middel van een geldig legitimatiebewijs en een inschrijving in de Gemeentelijke Basisadministratie (GBA).
Mochten standplaatshouders om andere redenen hun standplaats niet kunnen of willen innemen dan moet worden geïnformeerd naar de redenen die men daarvoor heeft. Daarom wordt ook regelmatig gecontroleerd op het persoonlijk innemen van een standplaats. Indien geconstateerd wordt dat een standplaatshouder gedurende een periode van 6 weken zijn standplaats niet of erg incidenteel inneemt krijgt de standplaatshouder op grond van artikel 1:6 van de APV een voorgenomen intrekking van de vergunning toegestuurd. Deze voorwaarde is ook als voorschrift aan de standplaatsvergunning toegevoegd.
Behalve het structureel niet innemen van een standplaats kan ook een verstoring van de openbare orde, wangedrag, bedrog of herinrichtingwerkzaamheden op de standplaatslocatie een reden zijn om de standplaatsvergunning in te trekken.