Reptielen in Apeldoorn
Fotograaf: Gerrian Tacoma
Reptielen in Apeldoorn

Reptielen zijn koudbloedige dieren. In Apeldoorn vind je ze vooral in de bos- en heidegebieden van de Veluwe.

Reptielen

In Nederland zijn er twee groepen reptielen: slangen en hagedissen. Ook de hazelworm hoort bij de hagedissen, ook al heeft hij geen poten. Een belangrijk kenmerk van reptielen is hun stevige geschubde huid. Omdat ze koudbloedig zijn, hebben ze hun omgeving nodig om op temperatuur te blijven. Bij kouder weer moeten ze daarom eerst een tijdje in de zon liggen voor ze fatsoenlijk kunnen bewegen. In de herfst, winter en het vroege voorjaar houden ze een winterslaap op een beschutte plek. Ze planten zich op verschillende manieren voort. Sommige soorten leggen eieren en sommige soorten zijn levendbarend. Dat betekent dat de jongen levend ter wereld komen.

Zandhagedis
Zandhagedis. Fotograaf: Gerrian Tacoma
Zandhagedis
Zandhagedis in Apeldoorn. Bron: NDFF (met toestemming BIJ12 voor publicatie op hogere nauwkeurigheid)

Zandhagedis

De zandhagedis (Lacerta agilis) is een stevige hagedis. Hij leeft op de bodem, maar kan ook goed in struiken klimmen. Hij houdt van dwergstruiken zoals heide. Op zijn rug heeft hij vaak een streep. Op zijn zijkant heeft hij donkere vlekken met een licht puntje. Bij het mannetje kleurt de zijkant in het voorjaar prachtig groen. Bij de Nederlandse dieren blijft de rug bruinig. Het vrouwtje zet haar eitjes af op zonnige, kale zandplekken, zoals een bospad. Daar graaft ze haar eitjes in, zo’n tien centimeter onder de grond. Door de warmte van de zon ontwikkelen de eieren zich. De zandhagedis is alleen actief als het zonnig is. Dan jaagt hij op insecten, spinnen en slakken. Als het te warm wordt, zoekt de zandhagedis een holletje op.

Voorkomen
In Nederland komt de zandhagedis voor in de duinen en op de zandgronden in het midden en oosten van het land. Op de Veluwe komt de soort veel voor, zelfs op kleine heidevelden kun je ze vinden.

Bedreigingen en kansen
De zandhagedis heeft last van de neerslag van stikstof. Hierdoor groeien open plekken dicht met gras. Dit kan worden tegengegaan door beheer toe te passen, zoals begrazing of het afplaggen van de bovenste laag grond. Maar te veel beheer op de heide is ook niet goed voor de soort.

Terug naar alle reptielen Terug naar startpagina Natuuratlas

Hazelworm
Hazelworm. Fotograaf: Martine van Oostveen
Hazelworm
Hazelworm in Apeldoorn. Bron: NDFF (met toestemming BIJ12 voor publicatie op hogere nauwkeurigheid)

Hazelworm

De hazelworm (Anguis fragilis) is een hagedis zonder poten. Hierdoor lijkt hij een beetje op een slang. Hij is grijsbruin van kleur en wordt maximaal 40 centimeter lang. Zijn huid bestaat uit kleine schubben en is hard, glanzend en glad. Hij leeft op de bodem. Net als veel andere hagedissen kan de hazelworm zijn staart afwerpen. Dat doet hij als een vijand hem probeert te grijpen. Het vrouwtje herken je aan haar zwarte zijkanten. Het mannetje heeft vooral in de paartijd blauwe vlekjes. De hazelworm is eierlevendbarend. Dat betekent dat een eitje in de moeder blijft en zich daar ontwikkelt. De jongen komen levend ter wereld. Als ze pas geboren zijn, zijn ze zo groot als een worm. Ze hebben een goudkleurige rug en een zwarte streep over de lengte. De hazelworm eet wormen en naaktslakken.

Voorkomen
In Nederland komt de hazelworm vooral voor in het oosten en zuiden van het land. Op hoger gelegen zandgrond. De soort is beschermd. In Apeldoorn is de hazelworm de laatste tien jaar ongeveer 1500 keer gezien. Op de Veluwe komt hij veel voor. Hij leeft er in het bos, aan de rand van het bos en soms ook in houtwallen. Een houtwal is een wal die begroeid is met bomen en struiken. Ook is hij wel eens gezien in Landgoed Woudhuizen en op de Empese en Tondense heide.

Bedreigingen en kansen
Voor de hazelworm is het belangrijk dat er genoeg houtwallen zijn. Die kunnen verdwijnen als boeren steeds grotere stukken grond gebruiken. Ze hebben daardoor minder natuurlijke hekken nodig. We kunnen de hazelworm helpen door houtstapels te plaatsen, een takkenril of stobbenwal. Een takkenril is een plek met opstaande paaltjes in de grond waartussen je dood hout stapelt of vlecht. Een stobbenwal is een wal die bestaat uit de kluiten van bomen die gerooid zijn.

Terug naar alle reptielen Terug naar startpagina Natuuratlas

Levendbarende hagedis
Levendbarende hagedis. Fotograaf: Gerrian Tacoma
Levendbarende hagedis
Levendbarende hagedis in Apeldoorn. Bron: NDFF (met toestemming BIJ12 voor publicatie op hogere nauwkeurigheid)

Levendbarende hagedis

De levendbarende hagedis (Zootoca vivipara) is een kleine, slanke en bruine hagedis. Midden op zijn rug loopt vaak een smalle donkere streep. Aan de zijkanten heeft hij vaak een donkere band. Ook heeft hij kleine donkere en lichte vlekjes. De buik van het vrouwtje is geel, die van het mannetje oranje met donkere vlekjes. Hij leeft vooral op de bodem, maar als hij wil zonnen klimt hij in bomen en planten. De levendbarende hagedis is eierlevendbarend. Dat betekent dat een eitje in de moeder blijft en zich daar ontwikkelt. De jongen komen levend ter wereld. De jongen zijn in het begin vrij donker van kleur.

Voorkomen
De levendbarende hagedis komt voor in het midden, oosten en zuiden van het land en op Terschelling en enkele plekjes in Zeeland. Hij kan op verschillende plekken leven, als het er maar vochtig is. Je vindt hem dan ook in gebieden met vochtige heide of in het hoogveen.

De levendbarende hagedis vind je op verschillende plekken op de Veluwe. Tot in de jaren tachtig kwam hij nog voor in Landgoed Woudhuizen en in de stad in het bos achter Wegener.

Bedreigingen en kansen
Het aantal levendbarende hagedissen is op een aantal plekken afgenomen. Dat komt doordat de bodem droger en zuurder wordt. Ook is het niet goed voor de soort dat het landschap steeds minder afwisselend is. 

Terug naar alle reptielen Terug naar startpagina Natuuratlas

Adder
Adder. Fotograaf: Gerrian Tacoma
Adder
Adder in Apeldoorn. Bron: NDFF (met toestemming BIJ12 voor publicatie op hogere nauwkeurigheid)

Adder

De adder (Vipera berus) is een middelgrote slang. Hij kan ongeveer 70 centimeter lang worden en is stevig gebouwd. Hij heeft een bruine huid met daarop een zigzagstreep. Het is de enige gifslang van Nederland. De adder is eierlevendbarend. Dat betekent dat een eitje in de moeder blijft en zich daar ontwikkelt. De jongen komen levend ter wereld en hebben hun ouders niet meer nodig. De adder houdt van muizen, kikkers en kleine vogels. Hij verdooft ze met een gifbeet en eet ze daarna op.  

Voorkomen
De adder komt voor in Friesland, Drenthe, Overijssel en Gelderland en op één plek in Limburg. In Groningen, Utrecht, Noord-Holland en Noord-Brabant is de adder uitgestorven. De adder leeft graag in gebieden met heide. Maar ook in gebieden met hoogveen en pitrus komt hij voor. Pitrus is een grasachtige plant. Je vindt de soort ook in zonnige bosranden. In Nederland is de soort beschermd. In de omgeving van Apeldoorn vind je de adder alleen op de Veluwe.

Bedreigingen en kansen
Vroeger doodden mensen de adder en andere slangen. Nu gebeurt dat niet meer. Je zou denken dat de enige giftige slang van Nederland weinig dierlijke vijanden heeft. Toch zijn die er wel. Egels kunnen bijvoorbeeld tegen het gif en zij verdedigen zich met hun stekels tegen de adder. Ook wilde zwijnen, fazanten en een aantal roofvogels jagen op de adder, net als huiskatten en verwilderde katten. Toch neemt het aantal adders hierdoor niet af. 

Terug naar alle reptielen Terug naar startpagina Natuuratlas

Gladde slang
Gladde slang. Fotograaf: Martine van Oostveen
Gladde slang
Gladde slang in Apeldoorn. Bron: NDFF (met toestemming BIJ12 voor publicatie op hogere nauwkeurigheid)

Gladde slang

De gladde slang (Coronella austriaca) is in vergelijking met andere slangen een kleine en slanke slang. Hij heeft gladde schubben, vandaar zijn naam. Deze slang is bruin tot grijs van kleur. Op zijn rug heeft hij een tekening. Soms zijn het stipjes en vlekjes, soms lijkt het een zigzag of een lange streep. De gladde slang is eierlevendbarend. Dat betekent dat een eitje in de moeder blijft en zich daar ontwikkelt. De jongen komen levend ter wereld en hebben hun ouders meteen niet meer nodig. Op het menu van de gladde slang staan vooral hagedissen en muizen. Deze doodt hij door ze te wurgen. 

Voorkomen
In Nederland vind je de gladde slang vooral in natuurgebieden in het oosten en zuiden van het land. Vooral op heideterreinen, hoogveengebieden en in bosranden. De gladde slang is een beschermde diersoort. Op de Veluwe is hij op verschillende plekken gevonden zoals rond Hoog Buurlo en Radio Kootwijk, de Regelbergen, Kootwijkerveen en de Asselse Heide. De soort is zeldzamer dan de adder. Hij komt op minder plekken voor en er worden ook minder gladde slangen gezien. Als ze wegkruipen maken ze bijna geen geluid. Hierdoor worden ze minder vaak opgemerkt.

Bedreigingen en kansen
De gladde slang heeft open gebied nodig. Als zo’n gebied kleiner wordt of als er bos groeit op het terrein, kan het aantal slangen afnemen.

Terug naar alle reptielen Terug naar startpagina Natuuratlas

Ringslang
Ringslang. Fotograaf: Joop Weijn
Ringslang
Ringslang in Apeldoorn. Bron: NDFF (met toestemming BIJ12 voor publicatie op hogere nauwkeurigheid)

Ringslang

De ringslang (Natrix natrix) is de grootste slang van Nederland. Vrouwtjes kunnen tot wel twee meter lang worden. Gevaarlijk is deze slang niet, hij is bijvoorbeeld niet giftig. Als er gevaar dreigt doet de ringslang alsof hij dood is. En als het echt gevaarlijk is, scheidt hij een stinkende smurrie uit. Je herkent de ringslang aan zijn ronde zwart-gele ogen, zijn grijze huid met donkere vlekjes en zijn geelwitte ring in de nek. Je kan deze slang zomaar in de tuin tegenkomen. Vooral in het voorjaar warmt hij graag op in de zon. De ringslang legt zijn eieren op warme vochtige plekken, zoals composthopen. Hij eet graag slakken, padden, kikkers, muizen en soms vis. Deze vindt hij bij poelen en vijvers. De ringslang houdt een winterslaap in holtes of onder een hoop bladeren of takken. 

Voorkomen
De ringslang is een beschermde diersoort. Je kan hem op verschillende plekken in Nederland tegenkomen. Op de Veluwe, in laagveengebied in Utrecht, Noord-Holland, Zuid-Holland, de kop van Overijssel en Friesland en op de Utrechtse Heuvelrug. Ook in Zuid-Limburg leven een aantal ringslangen in groepen bij elkaar. In de omgeving van Apeldoorn is de soort te vinden op de Veluwe. Maar ook op bebouwde plekken, zoals Orden, de Maten, Ugchelen en rondom de dorpen komt hij voor. Verder leeft hij bij watertjes in bos en heide, zoals bij Berg en Bos, Landgoed Woudhuizen en landbouwgebied bij Wenum-Wiesel. 

Bedreigingen en kansen
Het is lastig voor de ringslang om een goede plek te vinden waar hij zijn eieren kan leggen. We kunnen de ringslang helpen door vijvers en composthopen aan te leggen.

Terug naar alle reptielen Terug naar startpagina Natuuratlas

Uw Reactie
Uw Reactie