Thema's van de Commissie omgevingskwaliteit
Ruimtelijke kwaliteit gaat over ‘kwaliteit’ , maar liever niet in termen van mooi of lelijk.
Ruimtelijke kwaliteit gaat over ‘kwaliteit’ , maar liever niet in termen van mooi of lelijk.
Afgezien van de onbetwistbare schoonheid van de natuur, is schoonheid een lastig onderwerp. Mooi en lelijk zijn subjectieve smaakindrukken. Dat levert per definitie discussie op. Ruimtelijke kwaliteit gaat om een verantwoord ontwerp. Daarbij moet het gaan om het geheel en niet om details. Ruimtelijke kwaliteit is te vatten in generieke principes. Principes die hun gelijk hebben bewezen.
Ruimtelijke kwaliteit ontstaat niet vanzelf. Sterker nog: als je niets doet, verdwijnt het vanzelf. Het kost inspanning om bestaande ruimtelijke kwaliteit te behouden. Het is in de eerste plaats de verantwoordelijkheid van de eigenaar en de gebruiker om oog te hebben voor ruimtelijke kwaliteit en voor de belangen die wij allemaal hebben bij die kwaliteit. Maar hoe doe je dat dan en waar moet je op letten?
Op deze pagina worden de thema’s benoemd, die van belang zijn voor hoe we in Apeldoorn omgaan met ruimtelijke kwaliteit. De Commissie Omgevingskwaliteit gebruikt deze thema’s bij de behandeling van bouwplannen. Op basis van deze thema’s én de gebiedsdoelstellingen voert de Commissie Omgevingskwaliteit de dialoog met een initiatiefnemer. Deze thema’s zijn daarbij zowel criterium als inspiratiebron.
Dé stad of hét dorp bestaat niet. Er zijn altijd verschillen in bijvoorbeeld situering, omvang, samenstelling en ontstaansgeschiedenis. Die verschillen zijn belangrijk omdat ze de identiteit van de plek bepalen en van de gemeente als geheel. De eigen buurt, de binnenstad, bepaalde openbare ruimtes of gebouwen, maar ook de nabijheid van groen, natuur of recreatiemogelijkheden geven Apeldoorn andere kwaliteiten en mogelijkheden dan andere gemeentes.
Het is voor de specifieke omgeving van de stad van belang dat stedenbouwkundige, cultuurhistorische, landschappelijke en architectonische kenmerken van een plek herkenbaar blijven en dat een nieuw bouwwerk er positief aan bijdraagt. Een waardevolle plek staat bovendien niet los in de tijd, maar verbindt het verleden met het heden en met de toekomst.
Een gebouw en zijn omgeving kunnen elkaar in waarde versterken. Vooral de vorm en de maat van een gebouw en indeling van de gevel bepalen voor een belangrijk deel hoe de (openbare) ruimte wordt ervaren. Het is belangrijk dat ruimtes aangenaam zijn om in te vertoeven, robuust genoeg om de tand des tijds te doorstaan, en zo flexibel dat iedereen zich er optimaal in kan ontplooien.
Het behouden van bestaande kwaliteiten betekent niet per sé dat alles gelijk moet zijn aan de bestaande omgeving. Voor een levensvatbare toekomst van de gebouwde omgeving is ruimte voor creatieve bouwideeën ook belangrijk. Het kan daarbij bijvoorbeeld gaan om een gebouw, waarvan de vormgeving afwijkt van de omgeving, maar die wel een bijzondere aanvulling vormt op de omgeving. Architectonisch vakmanschap wordt belangrijker naarmate een bouwwerk zich sterker van de omgeving onderscheidt (zie 5)
Balans, symmetrie en repetitie geven rust in de stad. Mensen houden van regelmaat. Het moet echter niet saai worden. Dan ontstaat al gauw een gebrek aan identificatie en oriëntatie en daarmee een gevoel ergens niet geborgen te zijn. Te veel variatie daarentegen geeft het gevoel van chaos en onduidelijkheid. De sleutel voor een aantrekkelijke stad ligt in een evenwicht tussen samenhang en variatie.
De beste steden zijn een mix van groot en klein, smal en breed, stedelijk en dorps, oud en nieuw. Een mix van grote open ruimtes en kleine afgesloten plekken, een mix van rechte statige lanen en smalle bochtige dorpsweggetjes. Afwisseling en contrasten maken de stad.
Apeldoorn heeft die georganiseerde complexiteit van nature: de typisch Apeldoornse huisjes die gebroederlijk naast grote kantoorkolossen kunnen staan, het weitje met de ezel naast het gebouw van Univé. Maar ook bewust ontworpen: bijvoorbeeld de Vlijtsekade, waarbij de hoofdvorm is afgestemd op de omliggende bebouwing en de stad als geheel, maar er verschil is in de individuele uitstraling door steeds andere detaillering, materialen en kleur.
Op de schaal van het individuele gebouw is het afwisselen van eenheid en verschil een belangrijk architectonisch middel. Gebouwen die worden gewaardeerd zijn enerzijds gestructureerd en helder, maar ook complex en intrigerend. Een heldere structuur (symmetrie, ritme, herkenbare maatreeksen en materialen) zorgt ervoor dat het gebouw herkenbaar is. Tegelijkertijd mag architectuur prikkelen en verrassen.
Goede architectuur is gelaagd. Op iedere schaal, van verder af tot met je neus er bovenop, ontstaat er andere beleving. Hoe langer je naar een gebouw kijkt, hoe beter je het begrijpt, er moet iets te ontdekken zijn. Een mooi voorbeeld hiervan in Apeldoorn is de opgeknapte flat in Sluisoord, waarbij op afstand de eenheid van het blok ervaarbaar is en hoe dichterbij je komt de herkenbaarheid van de afzonderlijke woningen spreekt.
Mensen ervaren hun omgeving het prettigst wanneer er levendigheid is. Levendige straten en buurten met activiteiten en woningen georiënteerd op de straat. Vaak zijn moderne steden wat anoniem. Er zijn achtergevels aan de straat of kantoorgebouwen, waarin wel van alles achter de gevel gebeurt, maar die zijn afgesloten van het leven op straat.
Gebouwen, die iets laten zien van wat er binnen gebeurt, zijn aantrekkelijker en zorgen voor een veiliger gevoel op straat. De (begane grond-) gevel aan de straatzijde draagt bij aan de beleving van het openbare gebied. Prettige gebouwen hebben open en aantrekkelijke gevels en er is aandacht besteed aan de overgang van het openbaar gebied naar het gebouw door entreegebieden van gebouwen uitnodigend vorm te geven.
Van oorsprong hebben hogere gebouwen vaak een bijzondere publieke functie, zoals een kerk of raadhuis. Ze zijn bovendien vaak voorzien van decoraties en staan op een plek met ruimte om zich heen. Hun zichtbaarheid is functioneel. Ze roepen als het ware ‘hier moet je zijn’, en geven daarmee oriëntatie en identiteit in de stad.
Moderne hoge gebouwen hebben vaak een meer private functie. Vaak zijn dit gebouwen die als één groot blok zijn bedacht en neergezet. Ze zijn gewoon zo hoog, omdat er veel woningen of kantoorruimtes in moesten komen.
In sommige steden passen hogere gebouwen goed in de hoogstedelijke omgeving. In Apeldoorn, met zowel stedelijke als landelijke kwaliteiten, geeft alles hoger dan pakweg boomhoogte al gauw een verloren gevoel.
In Apeldoorn staat de menselijke maat centraal in de manier waarop we bouwen. Letterlijk, door geen gebouwen te maken waar je je als mens niet prettig bij voelt, omdat ze te groot, te anoniem of te afstandelijk zijn. Maar ook figuurlijk door altijd de beleving van een gebouw door de bewoner en passant centraal te stellen in het ontwerp.
Het is te simpel om te stellen dat je in Apeldoorn daarom nooit boven die ‘boomgrens’ of de hoogte van de kerktoren zou mogen bouwen. Zoals we bij punt 3 hebben kunnen lezen, geven ook in deze tijd juist verschillen tussen laag en hoog, groot en klein de stad smaak en zorgen ervoor dat je niet verdwaalt in een eindeloze zee van kleine huisjes.
Het betekent wel dat een hoger gebouw zijn zichtbaarheid méér dan waard moet zijn. Het moet dus om de extra hoogte te ‘verdienen’ van een extra bijzondere kwaliteit zijn. Daarnaast is ook de manier waarop zo’n gebouw in de omgeving staat van belang, er moet zorgvuldig aandacht worden besteed aan de overgang van het gebouw naar de ruimte er omheen.
Eén van de belangrijkste kwaliteiten van Apeldoorn is het groen. Het groen van de bossen op de Veluwe, het groen van de lange lanen die diep in de stad doordringen, het groen van de vele parken en het groen van de tuinen.
Maar waarom is groen nu zo belangrijk? Het blijkt dat een groene omgeving leidt tot minder criminaliteit, minder stress, meer welbevinden en een betere gezondheid. Het blijkt dat mensen die in een groene buurt wonen, vaker tevreden zijn met hun buurt en zich er meer mee verbonden voelen. In de toekomst zal dat alleen nog maar sterker worden, omdat groen ook dé oplossing kan zijn voor een klimaatbestendige stad: het voorkomen van hittestress en het voorkomen van wateroverlast.
Groen zorgt daarnaast in de stad voor ordening. Apeldoorn lijkt op sommige plekken op een verzameling fragmenten, maar het bindende element is altijd een sterke groene structuur. Een stevige groene omlijsting zorgt voor een beter resultaat dan het koud naast elkaar zetten van verschillende soorten bebouwing.
Een aangenaam, contrastrijk stadsbeeld krijg je dan ook niet door je alleen te richten op de bebouwing maar ook op de groenstructuur, zoals bossen, houtwallen, sprengen, lanen, parken, plantsoenen, groene speelplekken en door private buitenruimten niet te verharden, maar zoveel mogelijk groen vorm te geven.
Het woord duurzaamheid wordt te pas en te onpas gebruikt. Meestal gaat het bij duurzaam bouwen over energie: dubbel glas, HR ketels of isolatie. Natuurlijk is dat ook belangrijk. Maar duurzaamheid in een breder verband gaat erover dat een ontwerp, concept of idee niet kan bestaan zonder de factor ‘tijd’ te omvatten.
Gebouwen moeten niet alleen passen bij de vraag van vandaag, maar de mogelijkheid in zich hebben om te anticiperen op de toekomst. Dat heeft te maken met wat er op welke plek wordt gebouwd, zodat het gebouw levensvatbaar is en bijvoorbeeld bereikbaar is met openbaar vervoer. Het heeft ook te maken met aanpassingsvermogen van het gebouw, zodat het in de toekomst voor meerdere doelen kan worden gebruikt. De plafondhoogte kan bijvoorbeeld zo worden ontworpen dat een gebouw in de toekomst geschikt kan worden voor zowel wonen als een kantoorbestemming. Ook het gebruikte materiaal is belangrijk. Duurzame materialen, die zo zijn gekozen dat veroudering en weersinvloeden geen negatieve gevolgen hebben op het uiterlijk, verlengen de levensduur van een bouwwerk. En natuurlijk gaat duurzaamheid ook over energiebesparende maatregelen. Om dat kwalitatief te doen kunnen die het beste direct worden mee ontworpen met het bouwwerk.
Gebouwen zijn van alle tijden. De dilemma’s die architecten daarbij tegen kwamen ook: wat is de plek van het gebouw, wat wil de opdrachtgever, wat komt erin, welke constructie voldoet het beste etc. Een bouwwerk is aantrekkelijk door een heldere structuur, het heeft een herkenbare vorm, het is consequent en goed van verhouding en qua constructie en indeling.
Een van de eerste mensen die daarover heeft geschreven is Vitruvius, hij schreef in de eerste eeuw voor Christus 10 boeken over bouwkunst: een welstandsnota ávant la lettre! Deze oude Romein heeft het onder andere over de samenhang tussen firmitas (stevigheid/ de constructie), utilitas (waar wordt het gebouw voor gebruikt), venustas (schoonheid). Ook heeft hij het bijvoorbeeld over ordinatio (ordening), symmetria (symmetrie), eyrytmia (harmonie), distributio (de juiste materialen) en decor (passendheid).
Onderstaand principes over architectuur bestaan al eeuwen en hebben hun waarde bewezen:
Hoe een gebouw eruit ziet (de vorm) wordt in belangrijke mate bepaald door het gebruik van het gebouw en de manier waarop het is gemaakt (constructie). Toch is de vorm meer dan alleen het gebruik en de constructie samen: de vorm voegt iets toe. We vinden het dan ook belangrijk dat gebruik, constructie en vorm op elkaar aansluiten en logisch met elkaar samenhangen.
Een aardig voorbeeld om dit te illustreren is de Apeldoornse binnenstad. Het gebruik van de historische winkelpanden in de Hoofdstraat is in de loop van de eeuw veranderd. De winkels zijn groter of schreeuweriger geworden. Op de bovengelegen verdiepingen wordt niet altijd meer gewoond. Je ziet dat het karakter van het gebouw door een continue verbouwing soms is vertroebeld. De begane grond met de winkelpui en reclame-uiting is visueel losgeraakt van de bovenverdiepingen. Dit vraagt dan om reparatie, zodat boven en onder weer in balans worden gebracht en het gebouw weer één is: met zijn voetjes op de grond.
De maatverhoudingen van een bouwwerk zijn een samenhangend stelsel. Vitruvius gebruikte hiervoor: ‘de gulden snede’. Een model om te bepalen wanneer iets van goede verhoudingen is. Goede verhouding is echter breder dan alleen dát model. Het is iets wat je ziet als het er is, iets wat je moet uitproberen en niet iets wat je met één regel kunt vastleggen. Het is één van de meest ongrijpbare aspecten bij het ontwerpen van een gebouw.
Ruimtes, volumes en vlakverdelingen vormen met elkaar samenhangen en een heldere hiërarchie. Een gebouw heeft één hoofdvorm, waarin de belangrijkste functies ondergebracht zijn. Toegevoegde elementen zoals bijgebouwen of erkers, dakkapellen of balkons kunnen verstorend werken als ze te dominant aanwezig zijn. Dit soort ondergeschikte bouwdelen moeten daarom passen binnen de structuur, maat en schaal van het gebouw.
De goede verhouding van het gebouw ten opzichte van de schaal van de omgeving, de naastgelegen bebouwing, maar ook de buitenruimte (een plein of een smal steegje) zijn bepalend bij hoe het gebouw zich voegt in de context van de stad.
Materiaal, textuur, kleur en licht maken een gebouw zichtbaar en voelbaar. Materiaal, textuur, kleur en licht ondersteunen het ontwerp van het bouwwerk en sluiten aan bij het karakter van het gebouw. Ook dragen ze bij aan de samenhang van het gebouw in haar omgeving. Als kleuren en materialen niet zijn afgestemd op het ontwerp gaat dat ten koste van de expressie van het bouwwerk.