Vlinders in Apeldoorn
Fotograaf: Gerrian Tacoma
Vlinders in Apeldoorn

Vlinders zijn insecten met grote vleugels die bedekt zijn met kleine schubben. In de zomermaanden kun je in heel Apeldoorn vlinders vinden, vooral op bloemrijke plekken.

Vlinders

De schubben op de vleugels van vlinders zijn zo klein dat je ze niet kunt zien met het blote oog. Oudere vlinders hebben vaak al veel van deze schubben verloren waardoor de vleugels ook hun kleur verliezen.

Er bestaan dagvlinders en nachtvlinders, in deze atlas hebben we het over de dagvlinders. De vleugels van vlinders zijn meestal felgekleurd of hebben indrukwekkende patronen. Een aantal soorten hebben duidelijke ogen op hun vleugels. Volwassen vlinders leven vooral van nectar en andere suikerhoudende plantsappen. Na het paren leggen vlinders eieren op planten, die noemen we waardplanten. Hierin zijn ze vaak heel kieskeurig. Sommige vlinders gebruiken hiervoor slechts één specifieke plant. Na een tijdje komt er een larve uit het ei, de rups. De rups eet zoveel mogelijk van de waardplant en groeit in korte tijd heel hard. Na een tijdje verandert de rups in een pop en hieruit komt de volwassen vlinder. Net als libellen moeten deze vlinders eerst hun lijf en vleugels oppompen en laten drogen voor ze weg kunnen vliegen.

Bosparelmoervlinder
Bosparelmoervlinder. Fotograaf: Gerrian Tacoma
Bosparelmoervlinder
Bosparelmoervlinder in Apeldoorn. Bron: NDFF (met toestemming BIJ12 voor publicatie op hogere nauwkeurigheid).

Bosparelmoervlinder

De bosparelmoervlinder (Melithaea athalia) is van boven oranjebruin met donkere lijnen en strepen. Hierdoor lijkt het alsof de vleugels allemaal oranje vlekjes hebben. De onderkant van de voorvleugel is oranje en heeft dunne zwarte lijntjes. De onderkant van de achtervleugel heeft oranje en witte banden. De bosparelmoervlinder vliegt van eind mei tot eind juli. De vlinders leven vaak in kleine groepen. Als je de vlinder ergens ziet, is hij vaak samen met anderen. De vlinder legt eitjes op een plant: de hengel. Jonge rupsen eten daarvan en leven daarop samen in een nestje dat ze zelf maken van spinseldraden.

Voorkomen
De bosparelmoervlinder is heel zeldzaam. In Nederland vind je hem alleen nog op de Veluwe. Daar is hij graag op stukken gekapt bos, langs bosranden, brede bospaden en op andere zonnige plekjes dichtbij bomen. In Apeldoorn kun je de bosparelmoervlinder tegenkomen in het Kroondomein Het Loo en bij de Asselse Heide.

Bedreigingen en kansen
Een eeuw geleden kwam de bosparelmoervlinder nog veel voor op zandgronden in Limburg en in de duinen. Toen het eikenhakhout verdween ging het steeds slechter met de soort. Toen ook de laatste groep vlinders in Drenthe was uitgestorven, bleef de soort alleen op de Veluwe over. De bosparelmoervlinder houdt niet van reizen. Hij blijft in zijn leefgebied en vliegt kleine afstanden. Als we meer bosparelmoervlinders willen, zijn er meer open plekken in het bos nodig. Hier kunnen bloeiende planten groeien met nectar voor de vlinders. Ook is er hengel nodig voor de rupsen.

Terug naar alle vlinders Terug naar startpagina Natuuratlas

Icarusblauwtje
Icarusblauwtje. Fotograaf: Nina de Vries
Icarusblauwtje
Icarusblauwtje in Apeldoorn. Bron: NDFF (met toestemming BIJ12 voor publicatie op hogere nauwkeurigheid).

Icarusblauwtje

Het icarusblauwtje (Polyommatus icarus) heet zo vanwege zijn helderblauwe kleur. Het mannetje is helemaal blauw. Het vrouwtje is bruin en lijkt een blauw poederlaagje te hebben. Langs de rand van de vleugel heeft ze kleine oranje vlekjes. De onderkant van de vleugels is (grijs)bruin met zwarte stippen. Het icarusblauwtje vliegt van begin mei tot begin oktober. Het vrouwtje legt haar eitjes op vlinderbloemige planten. Dat zijn planten met bloemen die op vlinders lijken. Het liefst gebruikt ze de kleine klaver en rolklaver. De rupsen eten zich vol aan de plant en verpoppen. Vanaf half juli vliegen er weer nieuwe vlinders. De soort overwintert als rups.

Voorkomen
Het icarusblauwtje komt in heel Nederland voor. Als er maar voldoende voedsel te vinden is en er voldoende geschikte planten zijn voor de eitjes. Hij houdt van graslanden, terreinen zonder bebouwing, de randen van akkers, bermen, parken en ruigten. Ruigten zijn plekken waar veel kruiden groeien. In Apeldoorn kun je hem dus overal tegenkomen.

Bedreigingen en kansen
Het icarusblauwtje komt veel voor. Hij kan goed in kleinere gebieden leven. Het gebruik van middelen tegen insecten en onkruid is schadelijk voor deze soort. Ook is het niet goed om alle bermen in één keer te maaien. Daardoor kunnen kruidenrijke gebieden verdwijnen en daarmee het leefgebied van de vlinder.

Terug naar alle vlinders Terug naar startpagina Natuuratlas

Kleine vuurvlinder
Kleine vuurvlinder. Fotograaf: Gerrian Tacoma
Kleine vuurvlinder
Kleine vuurvlinder in Apeldoorn. Bron: NDFF (met toestemming BIJ12 voor publicatie op hogere nauwkeurigheid).

Kleine vuurvlinder

De kleine vuurvlinder (Lycaena phlaeas) is een kleine vlinder. Als je eenmaal weet hoe hij er uit ziet, herken je hem gemakkelijk. De bovenkant van de voorvleugels is oranje met een brede donkere rand en zwarte vlekjes. De bovenkant van de achtervleugels is bruin met langs de rand een oranje band. De onderkant van de voorvleugels is oranje met zwarte vlekjes, de onderkant van de achtervleugels is lichtbruin met langs de achterrand een dun oranje lijntje. De eerste vlinders verschijnen eind april. In een jaar vind je drie generaties vlinders. De eerste generatie vliegt van eind april tot half juni, de tweede van eind juni tot begin oktober en de derde van begin september tot eind oktober. Het vrouwtje legt eitjes op zuring zoals schapenzuring of veldzuring. Dat zijn wilde kruiden die op zure grond groeien. De soort overwintert als rups.

Voorkomen
De kleine vuurvlinder vind je bijna overal. Hij houdt van open en meestal droge gebieden met weinig voedingsstoffen. Deze vind je in graslanden, heidevelden, op plekken waar bos gekapt is, niet bebouwd terrein, tuinen en bermen. In Apeldoorn vind je deze vlinder onder meer bij Kroondomein Het Loo, Het Leesten en de Asselse Heide.

Bedreigingen en kansen
Het gaat nu goed met de kleine vuurvlinder. Maar hij heeft wel last van de droogte van de zomers van 2018 en 2019. Ook de neerslag van stikstof is een bedreiging voor de soort. Hierdoor groeien open stukken grond sneller dicht. Voor de kleine vuurvlinder is het goed als het maaisel telkens wordt verwijderd. Hierdoor ontstaan plekken met planten op open stukken.

Terug naar alle vlinders Terug naar startpagina Natuuratlas

Koninginnenpage
Koninginnenpage. Fotograaf: Gerrian Tacoma
Koninginnenpage
Koninginnenpage in Apeldoorn. Bron: NDFF (met toestemming BIJ12 voor publicatie op hogere nauwkeurigheid).

Koninginnenpage

Een grote gele vlinder die snel kan vliegen: dat is de koninginnenpage (Papilio machaon). Over de bovenkant van de vleugels loopt een brede blauwe band met zwarte randen. Opvallend zijn de staartjes aan de achtervleugel en de rode stip in de hoek van de achtervleugel. De koninginnenpage vliegt van eind april tot half juni en van begin juli tot half september. Hij is een goede vlieger, die grote afstanden kan vliegen. De vlinder houdt van zon, daar warmt hij van op. In de zomer vind je de vlinder vaak op vlinderstruiken. De koninginnenpage heeft altijd dorst en drinkt veel nectar. Het vrouwtje legt eitjes op wortel, venkel, dille, pastinaak en maggi. In het blad van de worteltjes kun je de rups van de vlinder tegenkomen. Het zijn grote, groene rupsen met zwarte banden met oranje stippen. In het najaar zoekt de rups een veilig plekje aan een takje. Hier gaat hij verpoppen. De pop blijft daar tot het volgende voorjaar hangen en ontwikkelt zich tot vlinder.

Voorkomen
In Nederland komt deze liefhebber van warmte vooral in het zuiden van het land voor. Door de warme zomers komt de vlinder op steeds meer plekken voor. Je kunt de koninginnenpage tegenkomen op plekken met veel bloemen: in grasland, bermen, akkers en (volks)tuinen.

Bedreigingen en kansen
Zwervende vlinders die uit het zuiden komen planten zich hier vaak niet voort. Ze vinden hier te weinig geschikt leefgebied. We kunnen deze vlinder helpen door op zonnige plekjes in zijn leefgebied meer geschikte planten te laten groeien. Als we in moestuinen minder middelen tegen insecten en onkruid gebruiken, blijven meer rupsen leven.

Terug naar alle vlinders Terug naar startpagina Natuuratlas

Heivlinder
Heivlinder. Fotograaf: Gerrian Tacoma
Heivlinder
Heivlinder in Apeldoorn. Bron: NDFF (met toestemming BIJ12 voor publicatie op hogere nauwkeurigheid).

Heivlinder

De heivlinder (Hipparchia semele) kan zich door zijn goede schutkleur goed verbergen. Als hij op een zandpad of in de heide zit, zie je hem vaak pas als hij opvliegt. Na de vlucht klapt hij de vleugels direct weer in. Dan zie je alleen de onderkant van de achtervleugel. De bovenkant van de vleugels is grijsbruin met een oranje band. Die is alleen te zien als de vlinder vliegt. De onderkant van de voorvleugels is oranje met in de hoek een zwarte stip. De onderkant van de achtervleugels is bruin met een lichtbruine band. De heivlinder vliegt van eind juni tot half september. De vlinder drinkt graag nectar op struikheide. Ook zit hij op ‘bloedende’ berken of dennen. Als een boom bloedt, stroomt er op de plek waar de tak gesnoeid werd sap uit de boom. De vlinder vindt dit boomsap lekker. Op zo’n boom vind je soms een hele groep vlinders die samen aan het drinken is. De rups eten allerlei grassen, zoals schapengras.

Voorkomen
De heivlinder is in Nederland vrij zeldzaam. Hij leeft op zandgronden, zowel in de duinen als op de hogere zandgronden in het binnenland. Rondom Apeldoorn vind je de heivlinder op heideterreinen. Vooral op het Kootwijkerzand, net buiten Apeldoorn. Maar ook op de heideterreinen die grenzen aan het Kootwijkerzand, zoals het Caitwickerzand, de Loenermark en de Zilvense Heide. Er zijn ook wel zwervende vlinders gezien in de bebouwde kom van Apeldoorn en op landbouwgrond.

Bedreigingen en kansen
De hei ziet er nu anders uit dan vroeger waardoor veel leefgebied van de heivlinder is verdwenen. Schapen grazen niet zoveel meer op de heidevelden. Daardoor groeien open plekken dicht met bomen en struiken. En door stikstof groeit er steeds meer gras en mos. We kunnen de vlinder helpen door meer open plekken in de heide te maken.

Terug naar alle vlinders Terug naar startpagina Natuuratlas

Hooibeestje
Hooibeestje. Fotograaf: Gerrian Tacoma
Hooibeestje
Hooibeestje in Apeldoorn. Bron: NDFF (met toestemming BIJ12 voor publicatie op hogere nauwkeurigheid).

Hooibeestje

Het hooibeestje (Coenonympha pamphilus) is een klein, oranjebruin vlindertje. De onderkant van de voorvleugel is oranje met een opvallende zwarte stip. De onderkant van de achtervleugel is (licht)bruin met een vaag streepje. De vlinder verstopt zich graag: hij heeft zijn vleugels bijna altijd dicht en houdt zich schuil in het grasland. Alleen als de vlinder opvliegt, kun je de oranje bovenkant zien. De eerste generatie vliegt vanaf eind april tot en met juni, de tweede vanaf juli tot en met september. De vlinder drinkt nectar. Die slurpt hij met zijn lange roltong van bloemen. Dat doet hij in graslanden en ruigte met veel bloemen. Een ruigte is een plek met groeiende kruidachtige planten. Het vrouwtje legt eitjes op de grassen. De rups die uit het eitje komt, eet van de grassen.

Voorkomen
Het hooibeestje vind je in heel Nederland. Hij houdt van graslanden en heideterreinen die droog zijn en vol met kruiden. Ook kun je hem tegenkomen op terreinen die niet bebouwd zijn of op plekken waar zand is opgespoten, zoals dijken. De soort heeft open grond met korte grassen nodig. In Apeldoorn zie je het hooibeestje onder meer in Park Zuidbroek, langs bermen en op open plekken bij de heidevelden.

Bedreigingen en kansen
Het hooibeestje leeft op zandgronden. Zolang er voldoende geschikt leefgebied is, is hij hier elk jaar weer te zien.

Terug naar alle vlinders Terug naar startpagina Natuuratlas

Kleine parelmoervlinder
Kleine parelmoervlinder. Fotograaf: Nina de Vries
Kleine parelmoervlinder
Kleine parelmoervlinder. Bron: NDFF (met toestemming BIJ12 voor publicatie op hogere nauwkeurigheid).

Kleine parelmoervlinder

De kleine parelmoervlinder (Issoria lathonia) is een vlinder die je makkelijk herkent. De bovenkant van de vleugels is oranje met zwarte stippen. Ook als hij vliegt, zie je zijn stippen duidelijk. De onderkant van de achtervleugel heeft grote witte vlekken. Als de vlinder met gesloten vleugels zit te drinken, zijn deze vlekken goed te zien. De vleugels zijn een beetje hoekig van vorm. De vlinder vliegt vanaf begin april tot eind oktober in meerdere generaties. Dat betekent dat de vlinder die begin april te zien is eitjes legt. Die worden dan vlinders in juli. En als die vlinders weer eitjes leggen, worden dat weer vlinders in september. In augustus vliegen de meeste. De vlinder drinkt vaak nectar, van viooltjes, koninginnenkruid en soms van de vlinderstruik. Eitjes legt het vrouwtje op verschillende soorten viooltjes.

Voorkomen
In Nederland was de soort een tijd verdwenen maar sinds 2018 vind je hem weer op zandgronden. Vooral in het zuidoosten van het land. Waarschijnlijk zijn deze vlinders uit Zuid-Europa naar Nederland getrokken. Ook rondom Apeldoorn kun je de kleine parelmoervlinder tegenkomen. De soort houdt van droge, warme graslanden en akkers die niet bebouwd zijn. Daar kan het vrouwtje eitjes leggen op het akkerviooltje.  

Bedreigingen en kansen
De kleine parelmoervlinder kan grote afstanden afleggen, hierdoor kan hij nieuwe leefgebieden ontdekken. Het is belangrijk dat we de randen van de akkers goed onderhouden. Het aanleggen van stroken met veel kruiden met voldoende voedsel voor de vlinder en de rups kan hierbij helpen. Ook zijn open stukken die niet bebouwd zijn goed voor de vlinder. Daar kan hij zonnen en nectar drinken van wilde viooltjes.  

Terug naar alle vlinders Terug naar startpagina Natuuratlas

Oranjetipje
Oranjetipje. Fotograaf: Gerrian Tacoma
Oranjetipje
Oranjetipje in Apeldoorn. Bron: NDFF (met toestemming BIJ12 voor publicatie op hogere nauwkeurigheid).

Oranjetipje

Het oranjetipje (Anthocharis cardamines) is een echte voorjaarsvlinder. Vooral het mannetje kun je makkelijk herkennen. Zijn oranje vleugelpunten vallen altijd op, ook als hij vliegt. Het vrouwtje heeft deze oranje vleugelpunten niet. De onderkant van de achtervleugels is bij het mannetje en het vrouwtje groengelig. De vlinder vliegt van half april tot begin juni, dan zie je hem vaak in natte graslanden met pinksterbloemen. Het mannetje vliegt boven de planten op zoek naar een vrouwtje. Dat zit vaak wat meer verstopt te drinken. Het mannetje is een echte versierder. Hij achtervolgt alles wat wit is. Als het mannetje een vrouwelijk oranjetipje ontdekt, wil hij haar veroveren. Hij fladdert dan wild om haar heen. Vrouwtjes paren maar één keer. Als ze al gepaard heeft, dan steekt ze haar achterlijf in de lucht. Zo wijst ze het mannetje af. Als het vrouwtje nog niet gepaard heeft en wel wil, volgt een baltsvlucht. Tijdens het vliegen maken het mannetje en het vrouwtje elkaar duidelijk dat ze willen paren. Samen landen ze tussen de planten en paren ze. Daarna is het gauw gedaan met de romantiek, want na de paring zoekt het mannetje verder naar andere vrouwtjes. Het vrouwtje legt eitjes op pinksterbloemen en look-zonder-look. In tuinen ook wel op judaspenning. Ze legt steeds maar één eitje op elke plant, onder de bloemknop.

Voorkomen
In heel Nederland kan je het oranjetipje overal tegenkomen. In Apeldoorn is hij elk voorjaar wel te zien, zowel in de stad langs bermen als in het buitengebied.

Bedreigingen en kansen
Voor deze soort is het juiste tijdstip van maaien belangrijk. Maaien kan pas na half juni, als de pinksterbloem is uitgebloeid en de vruchten van de plant door de rups zijn opgegeten. Het is ook goed om niet alles tegelijk te maaien. De gemeente Apeldoorn houdt hier in de maaiplanning zo veel mogelijk rekening mee.

Terug naar alle vlinders Terug naar startpagina Natuuratlas

Sleedoornpage
Sleedoornpage. Fotograaf: Walter van Os
Sleedoornpage
Sleedoornpage in Apeldoorn. Bron: NDFF (met toestemming BIJ12 voor publicatie op hogere nauwkeurigheid).

Sleedoornpage

De sleedoornpage (Thecla betulae) is een vlinder die je goed kan herkennen. De onderkant van de vleugels is oranjebruin met lichte strepen. De bovenkant van het mannetje is bruin. De bovenkant van het vrouwtje is bruin met op elke voorvleugel een grote oranje vlek. Aan de achtervleugel zit een staartje. De sleedoornpage vliegt van half juli tot half september. De vlinder legt eitjes op de sleedoorn en soms ook op takken van de pruimenboom. De eitjes komen in april uit, net voordat de bladeren verschijnen. De rupsen vallen door hun groene kleur bijna niet op.

Voorkomen
Door het verdwijnen van sleedoornhagen daalde het aantal sleedoornpages. Sinds 1985 wordt hij weer meer gezien, vooral in stedelijk gebied. De sleedoornpage is een zeldzame vlinder. In Apeldoorn komt hij wel op meerdere plekken in voor, onder andere in het Zuiderpark en Park Zuidbroek. Het mannetje leeft rond de toppen van vrijstaande bomen. Hierdoor zie je ze maar weinig. Het vrouwtje zie je soms als ze nectar drinkt op guldenroede.

Bedreigingen en kansen
Bij het snoeien van sleedoornhagen kunnen eitjes verloren gaan. Daarom zoeken vrijwilligers in de winter naar eitjes en geven ze de plekken door aan de gemeente. Zo weten de beheerders waar ze voorzichtig moeten snoeien. Het zoeken van de eitjes gebeurt in de winter, omdat de kleine witte eitjes dan het beste opvallen op het kale hout. De gemeente heeft in de afgelopen jaren op veel plekken nieuwe sleedoorn aangeplant. Zo wordt het leefgebied van de sleedoornpage vergroot.

Terug naar alle vlinders Terug naar startpagina Natuuratlas

Zwartsprietdikkopje
Zwartsprietdikkopje. Fotograaf: Gerrian Tacoma
Zwartsprietdikkopje
Zwartsprietdikkopje in Apeldoorn. Bron: NDFF (met toestemming BIJ12 voor publicatie op hogere nauwkeurigheid).

Zwartsprietdikkopje

Het zwartsprietdikkopje (Thymelicus lineola) is een kleine vlinder met een dikke kop. Zijn bovenkant is lichtbruin tot geel met een donkere band langs de vleugelrand. De onderkant van de vleugels is lichtbruin. Hij dankt zijn naam aan zijn zwarte sprietknop. Dat is de onderkant van het uiteinde van de voelspriet. De vlinder vliegt van eind juni tot eind augustus. De vlinder drinkt veel nectar, het liefst van slangenkruid, akkerdistel en moerasrolklaver. Het mannetje drinkt ook bij modderpoelen, waterkanten of bij poep van dieren. Ieder zijn smaak. Het vrouwtje legt de eitjes op verschillende soorten grassen.

Voorkomen
Het zwartsprietdikkopje leeft overal in Nederland. Hij houdt van plekken waar oudere grassen groeien en planten staan met veel nectar. Je vindt hem langs bosranden, in bermen en op dijken. In de omgeving van Apeldoorn kun je hem dus op allerlei plekken tegenkomen.

Bedreigingen en kansen
Voor het zwartsprietdikkopje is het fijn als in de winter een deel van de planten in zijn leefgebied blijft staan. Dan kunnen de eitjes op de grassen uitkomen. En kunnen de rupsen zich rustig ontwikkelen. Verder is het belangrijk dat er in juli en augustus veel bloemen met nectar in bloei staan op de plekken waar de soort voorkomt.

Terug naar alle vlinders Terug naar startpagina Natuuratlas

Uw Reactie
Uw Reactie