Stadsvogels
Vogels hebben heel lichte maar stevige botten. Door hun lage gewicht, veren en vleugels kunnen de meeste vogels vliegen. Vogels communiceren met elkaar door geluid te maken. Soms zijn dit simpele geluiden die bestaan uit een paar tonen. Maar sommige vogels maken allerlei soorten geluiden. Vooral in de paartijd kun je heel verschillende vogelgeluiden horen.
De meeste soorten bouwen zelf een nest, maar sommige gebruiken de oude nesten van andere vogels. Ze maken nesten in bomen, struiken, op de grond of in gebouwen. Na het paren leggen vogels eieren die ze uitbroeden. Na een paar weken komen de kuikens uit de eieren. Bij een aantal soorten verlaten de kuikens al snel zelf het nest. Soms zorgen de ouders nog een tijd voor de kuikens. Als de kuikens oud genoeg zijn, moeten ze zelf op zoek naar voedsel. Vogels eten verschillende dingen. Roofvogels en uilen eten dieren, zoals kleine zoogdieren, aas, insecten of andere vogels. Andere vogels eten vooral insecten of planten. Vaak kun je aan de snavel zien wat een vogel vooral eet. Zo heeft een roofvogel een scherpe gehaakte snavel waarmee hij een prooi in stukken kan scheuren. En de weidevogel kan met zijn lange spitse snavel in de grond prikken om zo bodemdieren te vinden.