Libellen in Apeldoorn
Fotograaf: Tjomme Fernhout
Libellen in Apeldoorn

Libellen zijn insecten met een lang, dun lichaam, opvallend grote ogen en grote doorzichtige vleugels. In Apeldoorn vind je libellen op verschillende plekken, maar altijd in de buurt van water.

Libellen

Er zijn twee groepen libellen: echte libellen en juffers. Hun bouw is hetzelfde, maar juffers zijn een stuk slanker en kleiner dan echte libellen. Als ze stil zitten kun je de verschillen goed zien. Libellen spreiden hun vleugels als ze stil zitten, terwijl juffers de vleugels samenvouwen. Ook vliegen juffers vaak een stuk trager.

Als ze stil zitten kun je de verschillen goed zien. Libellen spreiden hun vleugels als ze stil zitten, terwijl juffers de vleugels samenvouwen. Ook vliegen juffers vaak een stuk trager. Sommige soorten libellen kunnen hun vleugels laten fladderen met een snelheid van 30 slagen per seconde. Hierdoor kunnen ze snel vliegen en bewegen. Ook kunnen ze heel grote afstanden afleggen. Het lijkt alsof libellen twee ogen hebben, maar het zit anders. Elk oog bestaat uit tienduizenden kleine oogjes waarmee ze heel goed kunnen zien. Omdat ze ook nog eens soepel kunnen bewegen zijn het goede jagers. Libellen leggen hun eieren in het water. Na een tijdje kruipt een larve uit het ei en leeft dan een tijdje in het water. Bij sommige soorten duurt dat zelfs een paar jaar. Als het tijd is om volwassen te worden, kruipt de larve uit het water. Op een droog stukje scheurt de volwassen libel uit de larve. De verse libel moet eerst zijn lijf en vleugels oppompen en daarna goed laten drogen voordat hij weg kan vliegen. De volwassen libel leeft daarna maar een paar weken. In die tijd paren de volwassen libellen en worden nieuwe eieren gelegd.

Weidebeekjuffer
Weidebeekjuffer. Fotograaf: Tjomme Fernhout
Weidebeekjuffer
Weidebeekjuffer in Apeldoorn. Bron: NDFF (met toestemming BIJ12 voor publicatie op hogere nauwkeurigheid).

Weidebeekjuffer

Als de weidebeekjuffer (Calopteryx splendens) vliegt, lijkt hij een beetje op een fladderende vlinder. Het is de grootste juffer: hij kan vijf centimeter groot worden. De vleugels van het vrouwtje zijn groenig. Het mannetje heeft een grote donkere band over zijn vleugels. Het lichaam van het mannetje is metaalglanzend blauw, dat van het vrouwtje metaalglanzend groen. De weidebeekjuffer is een goede vlieger, hij kan flinke afstanden afleggen. Het mannetje verdedigt zijn territorium door er in rond te fladderen. Het territorium is zijn leefgebied dat hij verdedigt tegen soortgenoten. Na het paren leggen de vrouwtjes eitjes in het water. De larven blijven één tot twee jaar in het water. Tussen mei en augustus worden het volwassen libellen. De weidebeekjuffer is te zien tussen mei en augustus.

Voorkomen
In Nederland komt de weidebeekjuffer op veel plekken voor, vooral op zandgrond. Deze libel heeft stromend water nodig met veel zuurstof en voldoende groeiende planten langs het water. In Apeldoorn vind je de juffer vooral langs de Grift en een aantal beken en sloten.

Bedreiging en kansen
Dat de kwaliteit van het water steeds beter wordt, is goed nieuws voor de weidebeekjuffer. Het is belangrijk dat bij de oevers van beken niet alles tegelijk gemaaid wordt. Daardoor blijven er steeds delen over waar de weidebeekjuffer zich kan verschuilen.

Terug naar alle libellen Terug naar startpagina Natuuratlas

Blauwe breedscheenjuffer
Blauwe breedscheenjuffer. Fotograaf: Tjomme Fernhout
Blauwe breedscheenjuffer
Blauwe breedscheenjuffer in Apeldoorn. Bron: NDFF (met toestemming BIJ12 voor publicatie op hogere nauwkeurigheid).

Blauwe breedscheenjuffer

De blauwe breedscheenjuffer (Platycnemis pennipes) is bleker dan de andere blauwe waterjuffers. En zijn naam zegt het al: de schenen van de witte poten zijn extra breed. Vrouwtjes en jonge mannetjes zijn crèmewit, de volwassen mannetjes lichtblauw. De bovenkant van de kop is donker met twee smalle lichte dwarsstrepen. De eieren worden afgezet in stengels van drijvende waterplanten. Na de paring leggen vrouwtjes eieren in de stengels van drijvende waterplanten. Het vrouwtje boort met haar legboor gaatjes in een stengel en plaatst vervolgens in ieder gaatje een eitje. De larven ontwikkelen zich in één of twee jaar tot een volwassen libel. De larve vervelt een aantal keren in het water. Bij de laatste vervelling kruipt de larve uit het water en sluipt de libel langzaam uit de laatste larvenhuid. De breedscheenjuffer is te zien tussen mei en augustus.

Voorkomen
In Nederland komt de soort overal voor, vooral op zandgronden. De blauwe breedscheenjuffer heeft langzaam stromend water nodig of een waterplas met veel zuurstof. Wie hem wel eens in Apeldoorn heeft gezien, heeft geluk. Hij is hier nog zeldzaam. Hij komt voor langs de Grift, beken en sloten.

Bedreiging en kansen
Voor de blauwe breedscheenjuffer is het goed dat de kwaliteit van het water verbetert. En ook dat het steeds warmer wordt.

Terug naar alle libellen Terug naar startpagina Natuuratlas

Beekoeverlibel
Beekoeverlibel. Fotograaf: Gerrian Tacoma
Beekoeverlibel
Beekoeverlibel in Apeldoorn. Bron: NDFF (met toestemming BIJ12 voor publicatie op hogere nauwkeurigheid).

Beekoeverlibel

De beekoeverlibel (Orthetrum coerulescens) is kleiner en smaller dan de gewone oeverlibel die veel vaker voorkomt. Hij is zo’n 3,5 centimeter groot. Jonge mannetjes en vrouwtjes zijn geel tot oranje, uitgekleurde mannetjes hebben een dofblauw achterlijf. De beekoeverlibel zit vaak op lage planten bij het water en laat zich dan goed bekijken. Na de paring legt het vrouwtje de eitjes in het water. De larven komen al na ongeveer anderhalve maand uit het ei. De larven hebben dan weer geen haast, zij blijven één of twee jaar in het water. Daar hebben ze zich ingegraven in de bodem. De larve ontwikkelt zich in de vroege zomer tot een volwassen libel, die je tussen juni en augustus kunt zien.

Voorkomen
In Nederland is deze soort vrij zeldzaam en komt vooral voor in het oosten en zuiden. De beekoeverlibel heeft zonnige ondiepe watertjes met kwel nodig en die begroeid zijn. In het Korte Broek in Vaassen, net buiten Apeldoorn, komt de soort veel voor. In Apeldoorn zien mensen hem ook op steeds meer plekken.

Bedreiging en kansen
De beekoeverlibel houdt van zon, warmte en schoon water. Door de opwarming van Nederland en de verbeterde kwaliteit van het water komt de beekoeverlibel steeds meer voor.

Terug naar alle libellen Terug naar startpagina Natuuratlas

Bloedrode heidelibel
Bloedrode heidelibel. Fotograaf: Gerrian Tacoma
Bloedrode heidelibel
Bloedrode heidelibel in Apeldoorn. Bron: NDFF (met toestemming BIJ12 voor publicatie op hogere nauwkeurigheid).

Bloedrode heidelibel

De bloedrode heidelibel (Sympetrum sanguineum) dankt zijn naam aan het achterlijf van het mannetje. Dat is bloedrood met een paar zwarte streepjes en heeft de vorm van een knots. Zijn poten zijn zwart. Bij vrouwtjes en jonge mannetjes is het achterlijf geel. In Nederland komen negen soorten heidelibellen voor. Sommige lijken erg op elkaar. De bloedrode heidelibel lijkt erg op de bruinrode en steenrode heidelibel, maar deze soorten hebben zwarte poten met gele strepen over de lengte. Ook is het achterlijf van deze soorten minder helderrood en heeft die niet de vorm van een knots. Na de paring zet het vrouwtje eitjes af in het water. Daaruit komen larven die zich in de vroege zomer ontwikkelen tot een volwassen libel. De bloedrode heidelibel is te zien tussen juni en oktober.

Voorkomen
De bloedrode heidelibel komt overal in Nederland voor. Deze soort stelt weinig eisen aan zijn omgeving. Het liefst is hij bij sloten en vijvers met veel voedsel. Of bij plassen met een oever die voor een deel moerassig is. Ook in Apeldoorn vind je de bloedrode heidelibel op veel plekken.

Bedreiging en kansen
Het gaat goed met de bloedrode heidelibel. Er zijn geen maatregelen nodig om hem te beschermen. In Nederland is er genoeg water met daarin veel voedsel.

Terug naar alle libellen Terug naar startpagina Natuuratlas

Gevlekte witsnuitlibel
Gevlekte witsnuitlibel. Fotograaf: Nina de Vries
Gevlekte witsnuitlibel
Gevlekte witsnuitlibel in Apeldoorn. Bron: NDFF (met toestemming BIJ12 voor publicatie op hogere nauwkeurigheid).

Gevlekte witsnuitlibel

De gevlekte witsnuitlibel (Leucorrhinia pectoralis) heeft een grovere bouw dan de andere witsnuitlibellen. Deze libel dankt zijn naam aan zijn witte snuit en de grote vlekken op zijn donkere achterlijf. Op het zevende segment op zijn achterlichaam heeft hij een vlek die altijd geel blijft. De overige vlekken van het mannetje veranderen langzaam van geel naar rood. Bij het vrouwtje blijven ze geel. De larven overwinteren twee winters lang en sluipen daarna uit.

Voorkomen
De gevlekte witsnuitlibel is zeldzaam, maar wordt wel op allerlei plekken in Nederland land gezien. De soort leeft vooral bij laagveenmoerassen. Maar ook bij begroeide duinplassen en bij vennen op zandgrond. In de Wieden en de Weerribben vind je er veel. Ook in de gemeente Apeldoorn komt de soort voor. Ze zijn gezien in het Kootwijkerveen, de Gerritsflesch, op de Asselse Heide, in het Leesten en in het Beekbergerwoud.

Bedreigingen en kansen
Het is belangrijk voor de soort dat er afwisseling is in de dichtheid van de verlandingsvegetatie. Hiermee bedoelen we begroeiing aan de oever en in het water die zo dicht wordt dat het uiteindelijk land wordt. De larven van de witsnuitlibel zitten vooral in deze heel dichte begroeiing, maar ze verplaatsen zich ook naar begroeiing die wat minder dicht is. Het is schadelijk voor de soort als het water waarin hij zich voortplant te zuur wordt of te veel mest bevat. Dat gebeurt door de neerslag van stikstof, maar ook als er in zijn water ander water binnenkomt dat veel voedingsstoffen bevat. We kunnen de soort helpen door vervuild water en voedselrijk water af te koppelen. Ook het herstellen van kwel en het openhouden van petgaten helpt de soort.  

Terug naar alle libellen Terug naar startpagina Natuuratlas

Uw Reactie
Uw Reactie